Een ode aan de Gidsenleiding

Gidsenkamp 2017

Wij, gidsen, elf jolige meisjes waarvan het vrouwelijke hormoongehalte hoog oploopt na tien dagen op elkaars lip te zitten, worden beteugeld door drie even jolige temmers. De teugels stonden noch strak, hingen noch los aan onze tienermuilen. En wij steigerden niet. Wij lieten ons leiden, we vertrouwden erop dat als ze ons zouden vertrouwen de relatie aan wederzijds vertrouwen in dit hele getrouwe scoutsgebeuren ons in onszelf deed vertrouwen.

Ze brachten ons naar heuvelhoge ruïnes met de ochtenddauw en slaap nog steeds op de wangen, we zagen blaren op handen gesjord worden opdat we met onze aangeleerde technieken zouden kunnen pronken en indruk maken. Zij lieten ons uitslapen, onze vermoeide hoofden werd precies genoeg rust gegund om de volgende dag niet aan de teugels te moeten hangen door duidelijk tienerlijke moeheid. Stelt U zich voor dat ze ons zouden moeten aansporen met teugels die deinsden op het klagerige ritme van tevergeefse zagerijen. We zouden onze hoofden in onze nekken leggen en briesen door brede neusgaten. Wat zijn we blij dat dit slechts sporadisch voorkwam.

Ik ben eerlijk als ik zeg dat de teugels amper gevoeld werden. Ik meen zelfs een lichte, verfrissende bries van vrijheid door de mondstukken heen te voelen. Die bries, zacht windje, is ons dierbaar en ook dat weten zij. Ik voel de echo van dit zwoel tochtje in het deel van mijn hersenen dat instaat voor herinneringen. Ik spreek  niet alleen voor mezelf, denk ik, als ik zeg dat het beeld van een troep gemaskerde deernen in strakke, onthullende kledij dansend op een veel te klein podium tijdens een uiterst gezellig eetfestijn, nog vele stiekeme, meisjesachtige giecheltjes opwekt. Schudden met onze billen en borsten samen met onze eigen temmers, voor het oog van menig ( geschokkeerde?) ouders, vergeten wij niet rap.

Onvergetelijke zaterdagen die groeiden tot onvergetelijke ervaringen en onvergetelijke momenten zijn niet alleen te danken aan de hechte band die tussen ons gidsen is ontstaan. Jawel, onze dierbare temmers waren ook smeders. Smeders van vriendschappen. Dat deden ze perfect wanneer het ijzer heet was.
Avonden! Hele avonden, ik zal het nooit vergeten, zaten wij in de welbekende gidsenbar en op het perfect gedirigeerde ritme van humor en sfeer werden deze banden aangegaan.

Jawel, onze temmers of smeders zijn dus ook dirigenten. Ze schreven mee in het mooiste lied van meisjes en scouts. Zij gaven ons een aanstekelijk ritme en onze zwierende heupen volgden deze met veel plezier. Ze waren als het ware tovenaars, ja magische dingen deden ze: ze toverden de breedst mogelijke glimlach op elk gidsensnoetje en gaven ons gelegenheden waar wij de beste momenten van konden maken.

Als groep groeiden we naar elkaar toe en vooral door elkaar. Deze tien dagen waren dan, uiteraard, de meest unieke verzameling van tien dagen ooit. Tien dagen van genot, van koude nachten en warme kampvuren, van aarde onder nagels en blaren op vingers, van een oneindig hongergevoel tot heerlijke verzadiging, van bijleren en zomaar aannemen, van een zwerkbalveld als bliksemafleiders aanzien, van muizen horen kruipen, van onmetelijk plezier. En steeds waren er de teugels, bijna onmerkbaar, toch losjes in de hand van onze temmers. Ik kan mij inbeelden dat deze teugels soms zwaar wogen, striemen trokken in hun handen, maar toch lieten ze niet los. Niet te strak vasthoudend, leidden ze ons over het kampterrein en wij dartelden hen als jonge veulens achterna. Thuis, in mijn eigen “gevangenis” staan de teugels vaak wat strakker gespannen en hoewel ik daar perfect gelukkig ben, dartel ik nergens zo graag rond als op de scouts achter mijn favoriete temmers.

Liefste temmers, smeders of tovenaars,
deze ode is voor jullie, jullie teugels, jullie toegevingen, jullie levenslessen, jullie technieken, jullie verantwoordelijkheid, jullie humor, jullie goedgezindheid. Dit alles straalden jullie met een sterkere stralingskracht dan de zon uit naar ons en helemaal gebruind keren wij morgen ietwat met tegenzin, maat toch voldaan huiswaarts. Ik zie het mijn moeder zo al zeggen:” Wow, gij zijt gebruind!” Ja mama, gebruind door de Uv-stralen van een leiding die niet alleen mij, maar een hele groep levensvolle, puberende jongedames een beetje meer in de richting van volwaardig scoutsmens heeft gebracht.
En weet je, de teugels staan niet eens in onze gezichten gebrand! Het gaat jullie allen zéér goed en ik zal jullie nooit vergeten.
Veel liefs,

Uitbundige Kauw